Zondebokken: "aan de vooravond van de Franse Revolutie gaan twee stadsfunctionarissen de confrontatie aan met de Bokkenrijders - een criminele bende die, klaarblijkelijk samen met de duivel op vliegende bokken lijkt te rijden - maar in hun zoektocht naar gerechtigheid zullen ze te maken krijgen met bedrog, corruptie, verraad en uiteindelijk met elkaar."
De bokkenrijders, een bende die in de achttiende eeuw erg actief was in deze streek, leeft vandaag meer dan ooit tevoren! Genoot jij al van de gloednieuwe film van Maaseikenaar Rocky Grispen, Zondebokken? Onze bokkenrijdersgeschiedenis is levendiger dan ooit! Ook wie naar Vlaanderen Vakantieland keek, zag dit al. Met De Bockenryders - Culinair op pad of Maaseik by Night: De Bokkenrijders, als dieven door de nacht kan je vandaag de dag op een speelse, maar vooral leuke manier terugreizen naar dit verleden.
De spannende en mysterieuze film van Rocky Grispen laat je op het puntje van je stoel zitten rond een historisch thema dat velen nauw bij het hart ligt. Al meer dan 200 jaar spreken de Bokkenrijders tot de verbeelding. De verhalen over hun misdaden, vervolgingen en avonturen zijn dan ook deel geworden van het uniek Limburgs folkloristisch erfgoed, maar de gebeurtenissen zijn ook historisch zeer interessant. De 18de-eeuwse ‘nagtdieven ende knevelaers’ laten nog steeds uiteenlopende indrukken na: waren het criminelen en terroristen, of waren het helden die tegen armoede en onderdrukking in opstand kwamen?
De Musea Maaseik legden dit vraagstuk voor in een expo over het bokkenrijdersfenomeen, met een focus op de Belgische Maasregio: van welke misdaden werden de bokkenrijders beticht? Hoe reageerde het juridische systeem van toen? Hoe is het verhaal ingebed in de politieke verwikkelingen van die tijd? Deze tentoonstelling toonde je een wereld van misdaad, foltering, fantasie en bovenal de zoektocht naar antwoorden. Stelde jij jou ook deze vragen tijdens de film? Ontdek hier de antwoorden!
Zondebokken: jouw vragen beantwoord!
Wie waren de bokkenrijders? En waar en wanneer waren ze actief?
In de 18de eeuw behoorde deze regio tot het graafschap Loon, een complex lappendeken van heerlijkheden en vorstendommen. Aan het hoofd stond de prins-bisschop van het prinsbisdom Luik, maar een sterk en centraal gezag ontbrak. De gemeenten en steden beschikten over eigen privileges en verantwoordelijkheden, zoals eigen rechtspraak. In deze rumoerige periode waren onze contreien helaas ook het strijdtoneel van oorlogen en doortrekkende militairen. In deze wrede tijd met veel armoede organiseerden sommige inwoners zich in criminele groepjes: de bokkenrijders.
De bokkenrijders hielden sinds 1734 aanvankelijk lelijk huis in de Landen van Overmaas: in Kerkrade, Geleen, Valkenburg en Herzogenrath. Enkele decennia later doken ze ook op in het huidige Belgisch-Limburg, meer bepaald in Wellen (Haspengouw) en rondom het Maasland. We spreken vandaag over drie groepen bokkenrijders in de landen van Overmaas (tussen 1734 en 1771) en vier groepen in Belgisch-Limburg: de groep van Wellen (1773-1774), de groep van Ophoven en Maaseik (1784-1785), de groep van Bree en Bocholt (1786-1789) en de groep van Neeroeteren en Maaseik (1793).
In de Landen van Overmaas (NL) pleegden de bokkenrijdersbenden vooral gewelddadige overvallen op boerderijen en kerken. Bokkenrijders in Belgisch-Limburg werden voornamelijk beschuldigd voor het leggen van brandbrieven. De anonieme auteur van de brief perste zijn slachtoffer – vaak een rijke boer – een som geld af. De bendeleden zouden dit geld op een afgesproken plaats ophalen en lieten in enkele gevallen zelfs een soort betalingsbewijs achter. Wanbetaling zou het in brand steken van boerderijen en huizen als gevolg hebben. Brandbrieven zouden een echte rage worden: de inwoners van regio Bree en Bocholt ontvingen in drie jaar tijd minstens 40 brandbrieven, een ware afpersingsgolf.
“kalt nijt te wijt dan blijft gij uijt het lijt en telt mar gau u gelt of het is al verspelt”. Brandbrief aan Jasper Henckens, Geistingen, 1785. De boer ging erop in, legde 200 gulden op de afgesproken plaats neer en ontving zelfs een kwitantie. Felixarchief, Antwerpen.
Hebben Paul Pendris en Jan Clercx echt bestaan? Wie waren ze?
Centraal in de bokkenrijdersverhalen - zo ook in Zondebokken - staat de figuur van de drossaard of schout, die bokkenrijders opspoorde en voor de schepenbank leidde. Sinds de middeleeuwen was hij belast met het handhaven van de openbare orde, het opsporen en aanhouden van criminelen in zijn rechtsgebied en het toezicht houden op de goede werking van het gerecht. Het graafschap Loon was onderverdeeld in meerdere ambten of drossaardschappen. Lokaal delegeerde de drossaard een luitenant-drossaard, waarvan Petrus Ambroos Van de Cruys (ambt Pelt-Grevenbroek), Paul Gisbert Pendris (ambt Stokkem), Gisbert Carolus Van de Meer (ambt Horn), Lambert-Willem Hollanders (ambt Loon en vrijheerlijkheid Wellen), en Joannes Mathias Clercx (ambt Stokkem) de geschiedenis ingingen als vervolgers van de bokkenrijders. In legendes en verhalen over de bokkenrijders en hun processen belichamen zij de gevestigde elite of worden ze als machtswellustige bruten bekritiseerd. Vandaag worden hun motieven en hun werkwijze dan ook in vraag gesteld.
Beide personages uit Zondebokken zijn dus gebaseerd op ware historische figuren. Paul Pendris was in 1789 luitenant-drossaard van het ambt Stokkem, maar woonde in het Scholtissen in Neeroeteren, Maaseik (vandaar vandaag ook de naam Scholtisplein). De bekendste drossaard is ongetwijfeld Joannes Mathias Clercx (1759-1840), betrokken bij het onderzoek en berechtiging van twee bendes: als schepen en secretaris van Pelt bij de bende van Bocholt-Bree en als luitenant-drossaard van Stokkem bij de laatste bende van Neeroeteren-Maaseik. Hij had de reputatie bijzonder streng op te treden, vooral tegen de laatste bende. Hij leek zijn boekje te buiten te gaan, want het aantal vermeende misdaden en veroordeelden was opvallend groot. Zo werden maar liefst 46 vermeende schuldigen veroordeeld tot de doodstraf, een hoog cijfer voor zo’n dunbevolkte regio.
Vermeende degen van luitenant-drossaard Clercx (1759-1840) als symbool van het drossaard-ambt, gevonden in diens herenhuis op het domein Het Hobos te Pelt. Collectie gemeente Pelt.
Wie was Nolleke van Geleen?
Ook Nolleke van Geleen is gebaseerd op een echte historische figuur. Arnold van de Wal (1749-1789) is zonder twijfel de bekendste bokkenrijder van Belgisch-Limburg. Hij woonde net buiten de stadsmuren van Bree, was getrouwd met een welgestelde boerendochter en was een kleurrijk figuur: als knecht, kleermaker en begenadigd vioolspeler en dansleraar beschikte hij over een uitgebreid sociaal netwerk. Nolleke werd verdacht, berecht en uiteindelijk opgehangen voor een gewapende overval op een herberg-brouwerij en omwille van zijn vermeend leiderschap van een bende brandbriefschrijvers, die huishield in regio Bree-Bocholt van 1786 tot 1791.
Muurschildering van Nolleke van Geleen met viool, anoniem, 18de eeuw. Olieverf op geprepareerde kalk/zand bepleistering. De mythe wil dat Nolleke zichzelf schilderde in het huis van drossaard Van de Cruys te Peer, de man die hem liet vervolgen (en dus niet Pendris of Clercx). Dit verhaal is wellicht niet waarheidsgetrouw. Mogelijk werd Nolleke hier wel afgebeeld door de drossaard als een soort eerbetoon aan het proces en de gerechtigdheid. Collectie Provinciaal Openluchtmuseum Bokrijk, Genk.
Werden verdachte Bokkenrijders echt gefolterd?
Het prinsbisdom Luik kende verschillende rechtssystemen en bevoegdheden. Zo werd er Luiks recht gesproken in de stad Maaseik, maar heerste het Loons recht voor aangelegenheden op het platteland en kleine dorpen. Anders dan vandaag waren het de schepenen die de feiten onderzochten, beschuldigden verhoorden en vonnissen velden na overleg. Bovendien bestonden er verschillende rechtsgebieden met telkens verschillende schepenbanken: zo werden de processen tegen de bendeleden van de groep uit Ophoven-Geistingen gevoerd in Horn, Thorn, Kessenich én Maaseik. Wat de schepenen noteerden tijdens het proces is vaak de enige directe bron: met uitzondering van de door de beschuldigde ondertekende verklaringen en een aantal brieven spreekt de bokkenrijder zelf niet tot ons, wat leidt tot een eenzijdig beeld van de feitelijke gebeurtenissen.
Tijdens het proces werd de beschuldigde uiteraard onderworpen aan een pittige ondervraging door de schepenen. Getuigen werden opgeroepen, bewijzen werden voorgelegd. Indien dit niets opleverde, kon men soms overgaan op de ‘scherpe examinatie’ of tortuur, in het bijzijn van een beul en een chirurgijn of arts. Anders dan vandaag mochten rechters niet afgaan op hun ‘gezond verstand’ om te bepalen of iemand schuldig was of niet. Om iemand te kunnen veroordelen tot executie of een lijfstraf, was er vaak een bekentenis van de verdachte nodig. Als die er niet kwam, maar er waren genoeg aanwijzingen van zijn of haar schuld, dan was marteling – volgens strikte regels - een mogelijkheid om een bekentenis los te krijgen. Op die manier paste de tortuur in de opvatting dat het toedienen van pijn zou leiden tot het spreken van de waarheid.
Brandmerk in de vorm van een eikeltje, symbool van de stad Maaseik. Het brandmerken is een lijfstraf waarbij een verhit ijzer op het gezicht, handen, armen of rug wordt geplaatst en zo een permanente afdruk of brandmerk achterblijft: zo bleven reeds gestrafte misdadigers herkenbaar. Een stad had vaak haar eigen symbool als brandmerk. De praktijk werd in de Lage Landen afgeschaft in de eerste helft van de 19de eeuw. Collectie Musea Maaseik.
Duimschroef met schroefdraad, 2de helft 17de eeuw. Bij de bokkenrijdersprocessen werden vooral duimschroeven, voetschroeven, beenschroeven of ‘Spaanse stievels’, pijnbank en wipgalg gebruikt. Collectie Limburgs Museum, Venlo.
Bokkenrijders, de Bende van Jan de Lichte,… Hoe kunnen we de opkomst van deze bendes in dezelfde periode verklaren?
Een blik op de sociale en economische situatie van de 18de eeuw helpt ons om de aanleiding van het criminele bendewezen – dus ook het bokkenrijdersfenomeen – beter te begrijpen. Het is opvallend dat de zogenaamde bokkenrijders in de meeste gevallen geen paupers, landlopers of bedelaars waren, gedreven door extreme armoede en ellende. Vaak waren het ambachtslieden, kleine boeren en meer gegoede burgers. Hoewel zij niet behoorden tot de armste lagen van de bevolking, bleken de economische gevolgen van bijvoorbeeld doortrekkende troepen gedurende de 18de eeuw zich toch vooral op hun schouders te hebben genesteld. Inkwartiering, bezetting, oorlogsbijdragen, misoogsten en epidemieën eisten hun tol. In navolging van de Franse Revolutie (1789) kwamen hiermee gepaard gaande spanningen tot uiting in de perikelen van de Luikse Revolutie (1789-1795), toen burgers en plattelandsbewoners zich tegen traditionele gezagdragers en Kerk keerden. De maatschappelijke onvrede uitte zich onder andere in opstanden tegen de gevestigde elite en machtshebbers én door zich aan de regels van dit gezag te onttrekken. Uit deze situatie is het latere, ongenuanceerde idee ontsproten dat de bokkenrijders vrijheidsstrijders zouden zijn.
Schilderij 'De Bokkenrijders van Maaseik', door Nick Smeets, 2020.
'Als dieven in de nacht? Bokkenrijders in het Maasland'. De tentoonstelling
De tentoonstelling over de bokkenrijders van de Musea Maaseik vond plaats van 30 oktober 2021 t.e.m. 23 januari 2022. Gemist, maar meer weten over dit boeiende onderwerp? Ontdek de uitgebreide bezoekersgids door op onderstaande link te klikken!